Lentemelodie
Het fluitekruid fluit
een lentemelodie
wijl madelieven zingen
grasklokjes klingelen hun ritme eruit
de boterbloemen swingen
Het ereprijsje prijst
hun lied in alle talen
tulpen slaan de maat
als zacht het lied naar boven rijst
waar 't zonnetje staat te stralen
Viooltjes voltooien het
zoetgevooisde spel
wonderklanken klinken
de paardebloem die houdt het net:
zij ging al haast verdrinken
in vreugedetranen zielezee
recht omhoog gekomen
hyacinthen tingelen
hoefblad trommelt het ritme mee
als de kleine crocusjes pingelen
De muurbloempjes staan
verlegen aan de kant
de narcis staat te pralen
daar komt ook de klaproos aan
ze gaat met groot applaus betalen
Het uitgespeelde lied
van zachte toverklanken
blijft boven de velden hangen
langzaamdrijvend naar het groene riet
dat buigt en ruisend gaat bedanken
 


|
|
|
|
|
|